William Shakespear

Titus Andronicus
Go to page: 1234
II. 3. 22. _De vorst, die zwierf._ Natuurlijk wordt Г†neas bedoeld,
die hier als een dolend ridder wordt voorgesteld.

II. 3. 30. _Besture Venus uw begeerten_ enz. Aan de planeet Venus werd
een verhittende, aan Saturnus een bekoelende invloed toegeschreven
op wie onder haar gesternte geboren waren.

II. 3. 43. _Waarop zijn Philomela tongloos wordt._ Lavinia wordt om
de verminking, die haar wacht, met Philomela vergeleken. Philomela
was de dochter van den Atheenschen koning Pandion, de zuster van
Procne. De laatstgenoemde was door haar vader uitgehuwlijkt aan
Tereus, een Thracischen koning in Daulis (Phocis) en had dezen een
zoon geschonken. Na eenigen tijd verlangde zij zeer, haar zuster
Philomela weer te zien; Tereus begaf zich naar Athene en wist Pandion
te overreden, dat zijn dochter Philomela een korte poos bij haar
zuster zou mogen vertoeven en daartoe met haar schoonbroeder Tereus
zou medegaan. Deze, reeds dadelijk voor Philomela ontvlamd, bracht,
in zijn land aangekomen, haar naar een eenzaam gelegen huis in een
dicht bosch, deed haar geweld aan en sneed, toen zij in haar wanhoop
hem dreigde zijn schendige daad te zullen openbaar maken, haar de tong
uit, opdat zij niets zou verraden; aan zijn vrouw, Procne, bracht
hij het valsche bericht van Philomela's dood. Na een jaar ongeveer
gelukte het Philomela, aan Procne haar lot te berichten; zij deed haar
namelijk een gewaad toekomen, waarin zij woorden geweven had, die het
gebeurde meldden. Procne maakte van een Bacchusfeest gebruik, om in
het bosch te zwerven, tot haar zuster door te dringen en deze mede te
nemen naar haar paleis. Om op Tereus wraak te nemen, doodde Procne,
door Philomela bijgestaan, haar zoon Itys, en zette dezen aan haar
echtgenoot als spijze voor. Onder het maal verlangde hij zijn zoon Itys
te zien; hierop meldde hem Procne, wat hij gegeten had; en onmiddellijk
daarna sprong Philomela te voorschijn, die hem Itys' bloedig hoofd
toonde. Toen hij nu de wegijlende zusters vervolgde, werden zij in
vogels veranderd, de eene in een nachtegaal, de ander in een zwaluw;
Tereus zelf werd een hop.--Zoo verhaalt Ovidius in het zesde boek
zijner Metamorphosen (reg. 484 en vgg.) de geschiedenis.--Shakespeare
gewaagt ook in zijn Cymbeline II. 2. 45 van Tereus en Philomela.

II. 3. 62. _Actæon._ Deze was een kleinzoon van Cadmus, een beroemde
Thebaansche held en een bedreven jager; hij werd op de jacht in
het gebergte Cithæron door Diana in een hert veranderd en door zijn
vijftig honden verscheurd. Ovidius' Metamorph. III. 131 en vgg.

II. 3. 72. _Uw donkere KimmeriГ«r._ De KimmeriГ«rs der fabel bewoonden
een land, waar duisternis heerschte, de historische KimmeriГ«rs de
Krim. De Moor Aaron heet hier KimmeriГ«r om zijn donkere kleur, niet
om zijn afkomst.

II. 3. 107. _Een giftige ief._ De Ief of Taxisboom,  vaak op kerkhoven
geplant, wordt meermalen als verderflijk en onheilbrengend aangehaald;
men zie: Koning Richard II, III. 2. 17. en Macbeth, IV. 1. 27.

II. 3. 118. _Semiramis._ Semiramis, de koningin van het oude Assyrische
rijk, wordt als een monster van wellust en wreedheid hier aangehaald.

II. 3. 231. _Zoo bleek scheen eens op Pyramus de maan._ De geschiedenis
van Pyramus en Thisbe is mede in Ovidius' Metamorphosen, IV. 55 vgg. te
vinden; zij speelt in Babylon. De ouders, die buren en vijanden waren,
wilden van een huwelijk niets weten. De gelieven spraken door een
spleet in den gemeenschappelijken muur af, dat zij 's nachts onder
een moerbezieboom zouden samenkomen. Thisbe was het eerst op de
afgesproken plaats, maar ontwaarde bij het maanlicht een leeuwin,
die juist een rund verslonden had en aan een naburig beekje haar
dorst kwam lesschen, nam de vlucht in een grot, maar verloor daarbij
haar mantel, die door de leeuwin stukgereten en met bloed bezoedeld
werd, waarna het dier weder in het bosch terugkeerde. Een oogenblik
later komt Pyramus, ziet met schrik de sporen van het roofdier, vindt
daarna den bebloeden mantel en steekt zich dood; Thisbe keert weldra
terug, om haar geliefde niet teleur te stellen, vindt zijn lijk en
drijft zich zijn zwaard in de borst, mede onder den moerbezieboom,
welks vruchten, overeenkomstig Thisbe's wensch, voortaan een donkere
bloedkleur hebben, ter herinnering aan dit treurig voorval. Shakespeare
heeft in den Midzomernachtdroom van deze geschiedenis een treffend
gebruik gemaakt en ook den Maneschijn niet vergeten.

II. 4. 51. _Gelijk voor Orpheus' voeten Cerberus._ In 't Engelsch _As
Cerberus at the Thracian poet's feet_. Ook in den Midzomernachtdroom,
V. 1. 49. wordt Orpheus eenvoudig als _the Thracian singer_
aangeduid. Toen zijn geliefde vrouw, Eurydice, door den beet van
een vergiftige slang gestorven was, daalde hij in de onderwereld af
en wist door zijn zang en snarenspel de Godin der Schimmen zoo te
betooveren, dat hij zijn vrouw weder naar boven mocht medenemen; zij
waren reeds de bovenwereld nabij, toen hij, tegen het verbod in, naar
haar omzag, zoodat hij haar weder, en nu voor goed, verloor. Ovidius'
Metamorph. X. 1. vgg.

III. 1. 212. _Of wij ontglansen 't hemelwelf met zuchten._ De
gedachte, dat uit zuchten wolken gevormd worden, vindt men meermalen
bij Shakespeare uitgedrukt, b.v. Romeo en Julia, I. 1. 139.

III. 1. 241. De tooneelaanwijzing "_Titus bezwijmt_" is door mij
ingevoegd, vgl. reg. 253.

IV. 1. 12. _Cornelia las niet vlijtiger._ Cornelia, de moeder der
Gracchen, die als voortreffelijke opvoedster harer zonen bekend staat
(zie Cicero in zijn Brutus, 58. 211). Verder wordt hier Cicero's boek
over de welsprekendheid, _De oratore_, bedoeld.

IV. 1. 20. _Dat Hecuba van Troje van kommer dol werd._ Zoo wordt Hecuba
ook in den Hamlet II. 2. 527. door een tooneelspeler voorgesteld;
zie ook Cymbeline, IV. 2. 313.

IV. 1. 28. _Ben ik geheel en gaarne tot uw dienst._ Om zijn vroeger
wegloopen weer goed te maken, is de knaap vleiend beleefd jegens
Lavinia. In 't Engelsch: _I will most willingly attend your ladyship._

IV. 1. 81. _Magni_ enz. Deze Latijnsche klacht, dat de beheerscher
des hemels zoo traag is in het hooren en zien van misdaden, is,
eenigszins gewijzigd, uit Seneca's treurspel Hippolytus ontleend.

IV. 1. 88. _Rome's Hector._ De Romeinsche Hector is de verbannen
Lucius, wiens hoop de jonge Lucius was, evenals Astyanax het was
van den Trojaanschen Hector.--De gade der onteerde kuische vrouw was
Lucretia's echtgenoot Collatinus; haar vader was Lucretius.

IV. 2. 20. _Integer vitae_ enz. Daar de regels uit Horatius
(Od. I. 22. 1.) zeggen, dat de reine en schuldelooze geen
"Mauretaanschen" pijl en boog, met andere woorden, geen wapenen
behoeft, is door de toezending van wapenen uitgedrukt, dat Tamora's
zonen niet rein en schuldeloos zijn. Als de slimme Tamora niet juist
door de zwangerschap onwel was, zou haar de schranderheid van den vond
toelachen. Men merke op, dat het adjectivische _Mauris_ van Horatius
hier in _Mauri_, "van den Moor", veranderd is.

IV. 2. 52. _Waar Aaron is, de Moor, doch ras!_ Men kan 't laatste ook
lezen: "Moord! och ras!" waarop dan Aarons zeggen: "moord en brand"
slaat. In 't Engelsch is de woordspeling tusschen _Moor_ en _more_.

IV. 2. 93. _Niet Enceladus._ Een der Giganten, die met rotsblokken
den hemel bestormden; ook Typhon was een monster, dat bij den strijd
tegen den oppergod zich geducht maakte. Alcides is Hercules.

IV. 2. 126. _Van den zeek'ren kant._ Van moeders zij.

IV. 3. 4. _Terras Astræa reliquit._ Aanhaling uit Ovidius'
Metamorphosen I. 150. De Godin der Gerechtigheid, als hemelbewoonster
_Astroea_ genoemd, woonde in de gouden eeuw op aarde, maar "verliet
de aarde" in de koperen eeuw, het laatst van alle hemellingen.--Men
denke zich het plein, waar dit derde tooneel speelt, in de nabijheid
van het keizerlijk paleis.

IV. 3. 80. _De galgemaker?_ In het Engelsch verstaat de Boer den
naam van Jupiter "Gibbeter", en vraagt daarom, of de "Gibbetmaker"
bedoeld is; een natuurlijk niet terug te geven woordspeling.

IV. 3. 90. _Met eenige gratie._ In het Engelsch is hier een
woordspeling tusschen _grace_, "gratie", en _grace_, "gebed bij
't eten". De boer zegt, dat hij 't laatste nooit heeft kunnen leeren.

V. 1. 122. _Naar 't spreekwoord zegt._ Het spreekwoord is: _to blush
like a black dog_.

V. 1. 145. _Omlaag weer met dien duivel._ Aaron heeft dus gesproken
van de ladder af, die hij reeds bestegen had om gehangen te worden.

V. 2. 56. _Hyperion._ Helios, de Zonnegod.

V. 2. 204. _En bloediger dan der Centauren feest._ In Ovidius
Metamorph. XII. 210 kon Shakespeare de beschrijving vinden van den
gruwelijken strijd, die, op de bruiloft van Pirithous tusschen de
Lapithen, tot wier volk de bruid behoorde, en de mede-uitgenoodigde
Centauren ontstond, en met de nederlaag der laatsten eindigde.

V. 3. 36. _Virginius._ De vergelijking gaat eigenlijk niet door,
want Virginius doodde zijn dochter om haar onteering te voorkomen.

V. 3. 80. _Als onze stamheer eens._ Ook in Julius Cæsar noemt
Shakespeare Г†neas den stamheer der Romeinen.--In de Г†neis van Vergilius
(IIde Boek) verhaalt Г†neas aan Dido de overrompeling van Troje door de
Grieken, en vermeldt, hoe de Griek Sinon (Ald. reg. 79) de Trojanen
overhaalde het verderfelijke paard binnen hun muren te halen. Ook
in 3 Hendrik VI, III. 2. 190. en in Cymbeline III. 4. 61 wordt Sinon
vermeld; evenzoo in Lucretia 1521.














NOOTEN


[1] Blijkbaar waren Ovidius' Metamorphosen aan Sh. goed bekend;
niet alleen de Titus Andronicus, maar verscheiden stukken van hem
kunnen het getuigen. Ook andere gedichten van Ovidius, de _Amores_
(zie het Motto van Venus en Adonis) en de _Heroides_, (zie 3
Hendrik VI, I. 3. 48) waren hem niet vreemd. De Metamorphosen
(Gedaanteverwisselingen of Herscheppingen) waren reeds in Sh.'s
tijd door Golding in het Engelsch vertaald. Dat Sh. deze vertaling
kende, is wel aan te nemen; maar hij kan Ovidius zeer wel in het
oorspronkelijke gelezen hebben; hij had op de school te Stratford
Latijn geleerd en naar allen schijn met vrucht.--In de Bodley'sche
bibliotheek te Oxford berust een kleine uitgave der Metamorphosen:
"Ovidii Metamorphoseon Libri quindecim", gedrukt bij Aldus in VenetiГ«,
in October 1502; op den titel staat geschreven: Wm. Shr. en op het
schutblad de vermelding, geschreven in 1682 door T. N. (Nash?), dat hij
dit kleine boek gekregen had van "W. Hall, die zeide, dat het eens aan
Will. Shakspere had toebehoord." Er is geen beslissende reden om de
echtheid der schrifturen te betwisten of te betwijfelen; de verkorte
naamteekening op den titel kan zeer wel van onzen dichter zelf zijn.

[2] Met deze woorden begint Dr. W. J. A. Jonckbloet in zijne
_Geschiedenis der Nederl. Letterkunde_ (Tweede druk, II. blz. 165)
zijn hoofdstuk over Jan Vos.

[3] Wie, zonder het stuk van Jan Vos geheel te doorworstelen, er een
goed denkbeeld van wil krijgen, leze de voorlezing: "Shakespeare's
invloed op het Nederlandsen tooneel der zeventiende eeuw", van
Prof. Moltzer (1874), die ook duidelijk in het licht gesteld heeft,
dat Vos den Titus Andronicus door de vertooningen der Engelsche
komedianten heeft leeren kennen.

[4] De cijfers aan het hoofd der bladzijden zijn dezelfde, waarmede
in de uitmuntende, door de uitgevers van den "Cambridge Shakespeare"
bezorgde, en weinig kostbare _Globe Edition: The works of William
Shakespeare_ (London, Macmillan and Co.), de eerste regel der bladzijde
is aangewezen. Genoemde uitgave wordt tegenwoordig vrij algemeen bij
aanhalingen gebezigd. Daar niet dan uiterst zelden de Nederlandsche
vertaling een versregel meer bevat dan het oorspronkelijke, kon
de nommering overgenomen worden, waardoor zoowel vergelijking met
het oorspronkelijke, als het doen van aanhalingen of verwijzingen
gemakkelijker worden.

[5] Een merkwaardig staaltje levert Marlowe in de eerste alleenspraak
van Faustus in "The tragical History of Doctor Faustus." Er komen
verscheiden Latijnsche gezegden in voor en de Philosophie wordt in
de eerste uitgave er (I. 1. 12) aangeduid met _Oncoemion_, dat door
de latere uitgevers, die 't woord niet verstonden, veranderd is in
_Economy_; het woord is gebleken gemaakt te zijn uit de Grieksche
woorden "on kai mГЁ on", "zijnde en niet zijnde", zoodat Faustus zegt:
"Vaarwel, zijn-en-niet-zijn"!
                
Go to page: 1234
 
 
Хостинг от uCoz